Zoeken in deze blog

Posts tonen met het label Belgium. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Belgium. Alle posts tonen

dinsdag 16 augustus 2011

From Lavona to Guido to Lavona




Dear Little Owl,

The day I realized
Frogs were made of clouds
Clouds were made of frogs
I jumped into a pond
To catch a winter fish
Lit by moonlight
Lit by shadows dark

Smashing mirrors were no longer
Part of my desires
Smashing desires were no longer
Part of my mirror

A big smile in the rippling waters
Without clothes
Naked I howled
Change is here
To come!


Guido Vermeulen

Art from Lavona Sherarts, USA
Poem as reaction on that art from GV

From Robert









From Robert Varlez

on Barack and John

President

What say you, Barack Obama
Are you black, or are you grey?
And does it matter if your mama
Bore you in the USA?

Well, some say yes and some say no
But this question does it beggar
Would the ‘yesses’ worry so
If your name was Schwarzenegger



John McCain
(with thanks to A.A. Milne)

If I were John
And John were me
Then I’d be pushing
seventy-three

If John were me
And I were John
I’d be a darn
Republicon

From Winston, a Brit living in Belgium

From Winston

Condo Leezza

Condoleezza, Condoleezza, men have named you
I’m so very happy that I wrote this song
Does it matter ’bout the soldiers, Condoleezza
Or the blurring of the lines ’tween right and wrong?

Do you like the smell of napalm, Condoleezza
Or is this your way to gain the trust of folk?
Many men have been brought to your compound
They just lie there
And they die there
Are we done, have we won, Condoleezza
Or we now go bomb Iran to ash and smoke?
Condoleezza, Condoleeeezza


From Winston, a Brit who lives in Belgium. These lyrics can be sung on the song Mona Lisa


donderdag 28 juli 2011

From Celadona

OOSTEINDE

©Celadona

De zee
een wulpse idee
in een glas nectar
droom of illusie
Het is kermis in de hel
als de zon zich baadt in de regen

Een zeemeeuw danst
op dolle zee
Vlucht geboren
uit de lippen van het niets
Reggae
op wateroppervlak

Een zeemeeuw schittert
bij het lonken van de blik
op zoek naar het paradijs

En dan raast de storm
vol klauwen en doornen
De afgrond is nakend
diep in een draaikolk

Het paradijs spiegelt zich
in de Horizon

dinsdag 26 juli 2011

LIZA ON LEOPOLD

Poïesis als zelfverwezenlijking, een wereldbeeld


De denkwereld van professor Leopold Flam werkt in hoge mate inspirerend en zet ons aan tot na-denken. We kozen de titel van onze tekst als suggestie: poëzie is subliem bij uitstek.

Schrijven is voor ons poïesis, een transformatie van de wereld en de voortzetting ervan. Het is deze vrijheid van keuze die ons de mogelijkheid biedt de grenzen te overschrijden. In Le Petit Larousse illustré vindt men als vierde betekenis van « poésie » (Gr. poïesis) : “caractère de ce qui touche la sensibilité, émeut”. De ware dichter is een sensibel, sensitief wezen, vatbaar voor gewaarwordingen, hetgeen in een wereld van de wreedheid door sommigen beschouwd wordt als een ongeluk. Misschien kunnen we hem situeren in het niemandsland van de opstandige en bewuste marginalen waarover Leopold Flam het heeft in zijn boek De éénzaamheid (Acco, Tienen, 1979).

Een citaatje van Flam over poëzie in het Nederlands dat één van mijn poëziebundels inleidde trok in 1995 de aandacht van Guido Vermeulen , een Brussels kunstenaar die het verwonderlijk vond dat er in een Franse dichtbundel een tekst van Flam in het Nederlands stond. “Het gedicht zegt het nog-niet-gezegde, anders is het geen gedicht. Het communiceert zichzelf en moet zich communiceren, maar op de wijze van het niet-kunnen-zeggen. Het zeggen van het niet-kunnen-zeggen is het authentieke gedicht. Het rukt ons uit het verval in het reeds gezegde”. (Leopold Flam, Zelfvervreemding en zelfzijn). Dit leidde tot overschrijding van de grenzen via artistieke projecten.

Voor Flam bezit de dichter verschillende potentialiteiten en is de suggestie de dichterlijkheid bij uitstek : “De dichter is voor Nietzsche niet uitsluitend woordkunstenaar, maar hij kan musicus, beeldhouwer, schilder en filosoof zijn”... “De dichterlijkheid van Nietzsche drukt zich uit in de verbeelding van Zarathustra, die een weerschijn is van zijn eigen leven, in de beeldenrijkdom van zijn eigen taal, maar vooral in de nieuwe betekenis die hij haast aan elk woord schenkt, zelfs indien hij het uit de bijbel of uit andere boeken gehaald heeft. Aanhoudend spreekt Nietzsche hier zijn eigen taal, maar ze is van zulke aard dat ze verstaanbaar wordt omdat ze suggereert. De suggestie is de dichterlijkheid bij uitstek.”

Flam was een 'wereldreiziger', maar dan via het schrijven,ook al houdt hij niet van reizen, wat hij beschouwt als een vlucht uit de werkelijkheid, maar we kunnen de waarden omkeren. In “De gekwetste existentie” heeft hij het over de uitsluiting die allerlei verschijningsvormen kan aannemen en die vooral de bewuste en opstandige marginalen treft. Flam is een opvoeder, hij zet de mens die nadenkt aan tot een zich instandhouden in een wereld van de wreedheid. We kunnen ontsnappen aan de zelfmoord en euthanasie die men ons opdringt. Daarom moeten we ons harden en dat kunnen we door zelfverwezenlijking en creatieve levenshouding.

Hubert Dethier benadert in De Beet van de Adder. De Tafel van Smaragd het concept “geluk” via het concept “verwezenlijking van de autonomie of zelfwerkzaamheid van het individu” (de intertekstualiteit is evident) : “Het geluk is alleen mogelijk als verwezenlijking van de autonomie of de zelfwerkzaamheid van een individu binnen een intersubjectieve situatie”. “Het geluk dient zich derhalve niet aan als een gevoel of stemming, maar als autonome en liefhebbende zelfverwezenlijking, hetgeen de praxis van de existentie betekent.”

In Wie was Nietzsche? wijst Flam erop dat de dichterlijke instelling zich kan uitdrukken op verschillende manieren, te weten via de schilderkunst, de muziek, de beeldhouwkunst enz ... Intersubjectiviteit is één van de grondslagen van een gemeenschap van zich zelfverwezenlijkende individuen.

Henri Lefebvre, existentieel marxist, waar Flam zoveel bewondering voor had, wijst er ons in La Somme et le reste op dat het kapitalisme negatief gezind is aan eros en poëzie.

De Filosofie van de Eros van Flam is vooral een ode aan de liefdesbeleving (eros) als levenszin (de explosie van het enthousiasme) en de belangrijke rol van de vrouw daarin. In het Spinozistisch pantheïsme is volgens de auteur de amor een blijdschap die van het denkbeeld van een uiterlijke oorzaak afgeleid wordt. Spinoza beaamt de seksuele liefde als grond van het menselijk geluk in communie met het Al, slechts mogelijk door filosofische bewustwording.
De Filosofie van de Eros beaamt de erotische emancipatie van de vrouw, maar dan in de zin van haar bewustwording (mogelijk gemaakt door de cultus van de vrouw die uit het Oosten kwam). In de optiek van de productiviteit is enkel copuleren toegelaten, men mag zich zeker niet overgeven aan een gepassioneerde liefdesbeleving. Marcuse stelt het probleem van het overstijgen van een middelmatig bestaan in het perspectief van de vrijheid die een zekere voldoening kan geven. Hij beschouwt de erotische energie als een middel om te ontsnappen aan aliënerende situaties.
De sculptuur Arbeiten macht nie frei van Edith Van Hoef contesteert het communistisch manifest en doet ons duidelijk aanvoelen wat aliënatie is. Haar beeldhouwwerken Never forget Babette en Hommage aan Diana zijn gewijd aan slachtoffers van het satanisme. De kunstenares-dichteres laat ons het perspectief van hoop op een betere wereld.

Flam wijst in zijn filosofie van de eros op de verzwijging van het concept “erotisme” door de deftige burger. We kunnen het niet nalaten hierbij te refereren aan zijn essay over het “Valse Bewustzijn” (“La Fausse conscience”) in Crépuscule des dieux et l’avenir de l’homme. Hij heeft het hier duidelijk over hoe het verzinken in de burgerlijke ideologie ons kan verwijderen van een authentieke levenshouding die aanzet tot zelfverwezenlijking in creativiteit.

Sartre had het over het einde van de liefde en van de roman in onze industriële maatschappij. Flam behandelt ook de concepten “onverschilligheid” en “ontgoocheling” in dit verband. Te gevoelige zielen moeten zich laten psychanalyseren of psychologiseren.
Flam wijst in zijn artikel “Nietzsche, penseur de l’ère chrétienne” op het impact van de Nietzscheaanse filosofie en weerlegt de misvattingen die er over heersen.
Hij laat ons de vrijheid zijn werken te interpreteren zoals men ze aanvoelt. Hij situeert zich niet in de orthodoxie, ook al proberen sommigen hem daartoe te reduceren.

“Schrijven was voor Flam een vorm van zelfbehoud, een gevecht tegen de chaos waarin de mens dreigt te verstikken. ‘Ik wil niet berusten in het leed dat druppelsgewijs mijn leven uitholt als een zandsteen. Ik kan het leed als geen ideaal aanvaarden en al weet ik dat het noodzakelijk is, ik weet ook dat ik er mij tegen moet verzetten met al de kracht waarover ik beschik’, schreef hij in Fluisterende stemmen.
Om die reden wilde Flam ook geen lijdende God vereren. Hij liep niet hoog op met Kerk en geloof. Het katholicisme identificeerde hij met volgzaamheid, gezag en geestesaristokratie. Maar hij hekelde ook het intellectueel vernis van de kleine burgers die een conformistische levenshouding versierden door het gebruik van een revolutionaire taal. Niet de medemens, maar onechtheid, hypocrisie en arrivisme waren de grootste vijanden van deze rebelse wijsgeer” (De Standaard, 2 oktober 1995).

Flam vraagt zich af waarom de eros miskend werd in het begrip van onze geschiedenis en van de moderne filosofie? Volgens hem is de universiteitsfilosofie een bureaucratisch vakwerk en houdt de ambtenaar van de wijsbegeerte aan het fatsoen; hij wijst op het puritanisme van de marxisten, die zich vooral op economische en politiek-sociale factoren toeleggen. De verkapte of openlijke theologen van alle tendenties hebben zich overigens het leeuwenaandeel aan publicaties betreffende de geschiedenis van de filosofie toegeëigend.

“Sinds lang hebben denkers en dichters erop gewezen dat het geld de dommen verstandig, en de lelijken schoon maakt.”
“De diepe onredelijkheid dient gezocht te worden in de omkering van de verhoudingen. Van nature zijn de mensen niet gelijk, maar de natuurlijke ongelijkheid, gegrondvest op de individuele waarde, wordt verdrongen en vervangen door een artificiële ongelijkheid, gefundeerd op het geld.”

Flam heeft het in 1983 in De gekwetste existentie, Essays en Gedachten, over de onverschilligheid die rondom ons heerst. “Er kan eerder wat gezegd worden, het wordt niet gehoord, omdat het geen consequentie meer heeft. Al wat men zegt of schrijft laat onverschillig, want men houdt er in elk geval geen rekening mee. Het betreft immers gedevalueerd papiergeld, waarmee niets meer haast gekocht kan worden. Eigenlijk gaat het om een levende dode, om een spook. Er lopen veel spoken rondom ons, die we niet eens als zodanig waarnemen” . Hij refereert in verband met de stoïcijnse onverschilligheid, typisch voor de industriële maatschappij, aan het boek van Alain Robbe-Grillet, L’année dernière à Marienbad, waarin twee menselijke wezens hopeloos vechten tegen de drukkende onverschilligheid van de maatschappij. Hij voegt er nog aan toe dat bepaalde sociologen spreken van democratisering van de liefde, maar dat het eigenlijk gaat om de miskenning van de liefde die de onverschilligheid van de loutere seksualiteit niet verdraagt, hetgeen trouwens het einde van de roman impliceert, vermits de beste romans liefdesromans zijn. “Avec Kafka paraît le court-circuit de l’amour, remplacé par la sexualité avilissante (qu’on songe à certaines scènes dans Le Procès ou Le Château). Cette fin de l’amour fut expressément consacrée par Sartre dans ‘La Nausée’ et philosophiquement dans ‘l’Etre et le Néant’. L’indifférence hante l’oeuvre et la pensée de Jean-Paul Sartre, elle atteint son apogée dans cette pièce bouleversante qui s’appelle ‘Les Séquestrés d’Altona’. L’indifférence y rôde à chaque pas, elle fut la tragédie de Frantz von Gerlach et elle est seulement vaincue par le suicide fraternel du père et du fils ensemble.

En verder heeft hij het nog over de macht van het geld en de artificiële ongelijkheid :
“Sinds lang hebben denkers en dichters erop gewezen dat het geld de dommen verstandig, en de lelijken schoon maakt”.
“De diepe onredelijkheid dient gezocht te worden in de omkering van de verhoudingen. Van nature zijn de mensen niet gelijk, maar de natuurlijke ongelijkheid, gegrondvest op de individuele waarde, wordt verdrongen en vervangen door een artificiële ongelijkheid, gefundeerd op het geld”. We kunnen niet nalaten te denken aan de schande van onze “democratie” die mensen in de straat laat sterven. “Morts ou vivants de la rue” spreekt over 31 personen van 22 tot 77 jaar die dit jaar stierven in de straat.

De mens wordt onophoudelijk ingeprent dat hij onbelangrijk is in verhouding tot de Gehelen die verschillende vormen kunnen aannemen : de Economie, de Staat, de Maatschappij en de Mens, concepten waartegen de individuele mens niet kan opwegen :
« L’ existence individuelle se voit appelée à la liberté et à la décision, mais d’autre part, les jeux sont faits. On ne fait qu’inculquer à l’homme qu’il n’est qu’un ver insignifiant, qu’il n’y a que les grands touts, comme l’Economie, l’Etat, la Société, la Morale, l’Homme et ainsi de suite. Il n’est libre que pour autant que les autres le veulent. Or la pensée perspectiviste pose le problème de la liberté de l’existence en dehors de toute totalité, dans l’horizon de la ‘volonté de puissance’ de l’homme qui dépasse ... . Volgens Flam is het perspectivisme waarachtig, zoals de waarheid poëtisch is; de relatie tussen poëzie en waarheid wordt dus in het perspectivisme geplaatst in een heel nieuwe zin, en het is daarom dat Nietzsche evenzeer behoefte heeft aan illusie en waarheid.

Zoals het in de volksmond heet : Geld, God en Genot, zijn de drie grote G's (gehelen) die de wereld beheersen. Het geld is de almachtige godheid van de kapitalistische productiviteit, de absolute bestemming van de koopwaar. Vele mensen houden niet van echte poëzie omdat die niet kan gecommercialiseerd worden : ze zouden die eigenlijk willen herleiden tot een product dat kan verkocht worden zoals seks in de prostitutiebusiness. We wezen er al op dat het kapitalisme in feite negatief gezind is aan eros en poëzie volgens Henri Lebfèvre (cf. La Somme et le reste).

Poëzie biedt een ruim wereldbeeld in die zin dat ze bestemd is voor iedereen en ruime horizons doet schitteren toegankelijk voor diegenen die houden van het uitdrukken van hun sensibiliteit in een context van intersubjectiviteit en creativiteit. In die zin is ze een universalisme, dat zich ontplooit in een universum van zich zelfverwezenlijkende individuen. Poëzie is ook een neen zeggen aan elk totalitarisme, dat de kleine mens censureert onder het mom van de democratie : “Het universalisme betekent geen internationalisme of kosmopolitisme, maar de diepe overtuiging dat een bepaalde waarheid voor iedereen bestemd is en door iedereen kan aanvaard worden. Wie zou zoiets nog durven beweren in onze tijd, waarin haast geen waarheid meer is? De ondergang van de waarheid en de opgang van de propaganda, betekenen de remming van redenering en het einde van het woord.”

(c) LIZA LEYLA

Leopold Flam was our common philosophy professor at the Free University of Brussels and a concentration camp survivor

From Liza



Liza Leyla in Monastir

maandag 25 juli 2011

3 poems from Jo

Le monde s’endort

Le monde s’endort
quartier par quartier d’orange.
Piqué par un fuseau horaire,
il tombe en catatonie.

Sur le front de l’est, tout est calme:
le Moyen-Orient s’est enfin apaisé
comme un enfant lassé des jeux de la journée
Les dépêches de presse sont tombées pour de bon
dans la fosse commune de l’endormissement.

A l’ouest, rien de nouveau:
l’opulence est de mise, même dans le sommeil,
et le soleil s’y couche dans l’or et le vermeil.

Sous son édredon de nébulosités,
la Terre se repose de ses turbulences,
bercée par la musique des sphères de l’univers,
qui autour d’elle poursuit son éternelle ritournelle.


(c) JO HUBERT, Belgique



Les voix de porcelaine

Les voix venues de loin
sont des fils de couleur dans les tissus urbains
ternes et gris
de nos cités aux horizons de pluie.

Les voix venues d’ailleurs,
les voix des déportés
répandent la chaleur
sur les cordes glacées de nos vocalités
désabusées.

Les voix de porcelaine
se brisent dans un cri
qui en dit long
et court au milieu de la nuit.

Les voix de porcelaine
des poupées humaines,
quand on leur fait violence
ont les accents ultimes de la désespérance.

Les voix de porcelaine
des assiettes cassées
sonnent souvent le glas des amours dépassées

Et l’écheveau de laine
trituré par le chat,
traîné sous un fauteuil où il prend des poussières,
ressemble à s’y méprendre
à ce que la routine fait de notre existence,
quand on suit les ornières
en baissant les paupières qui nous servent d’œillères,
en subissant le joug, en acceptant le bât
d’un modèle de vie qui ne nous convient pas.

Les voix venues de loin
sont un signal d’alarme,
réveillant notre cœur, nous arrachant des larmes.
Les voix venues de loin sont une rédemption,
rachetant la faute originelle, la soumission
aux normes étriquées de la médiocrité,
aux écheveaux de laine de la conformité.


(c) JO HUBERT, Belgique



La guerre de Bosnie
s'est conclue sur les accords d'Eon.
Les politimusiciens tenaient chacun leur instrument
de ratification,
tournaien en rond,
brûlaient d'appuyer sur les petits boutons
des accords d'Eon.
Ils comptaient sur leurs partitions,
les cartes (de géographie)
étant distribuées depuis longtemps.

Les observateurs n'ont aucune peur:
les bons vont gagner, c'est certain
(le metteur en scène est américain).

La guerre est finie.
Les bons ont gagné.
Le peuple a perdu.
Les ministres vont
des accords d'Eon
se torcher le cul
dans leurs cabinets.


(c) Jo HUBERT, Belgium
(June 1998, a poem on the wars in Bosnia)

From Jo







From Jo Hubert

From Georges



From Georges Seconde

EN ATTENDANT LA PAIX poem

En attendant la Paix
Au début on croit sombrer à chacune des chutes
oubliant que l’orgasme précéda le plongeon
et que tomber revient à épouser la lutte.

Quelle que soit la douleur, reviendra l'ascension?

Le calme vrai sans fin, cette paix sans tourment
ne nous attend livide qu'au dernier soupir
où guerres et passions s'en moqueront fuyant
en dérobant au rien l'inutile et le pire
Car le fleuve est puissant, habités les courants
en de lentes dérives, on se met à languir
toutes plaies refermées, on rêve de torrents
qu'une crue ravageuse nous enchaîne à son ire
Sous les plis étendus, comme un vent effacé
avec des airs de rien en courant sur l'élan
de la danse à délice éparpiller l'Orphée
semence morcelée, vagues d'émerveillement

Le temps crève sur ceux accrochés à la berge
qui, le corps engourdi et l'âme délavée,
laissent fuir la folie que le sable submerge
laissent rugir les flots, sourds à leur mélopée

transpiration de vrai sur les carcans d’après
odeur de liberté, entre les nécessaires
capiteusement happée, elle rit sous les paupières
évapore les écailles en attendant la paix.

© Frederic ALTAMIRA, Belgium
Poème du recueil "Ce qui fu{i}t (comme un éclat d'extase)".

STONE HAIKU POEM

Een steen op een steen -
bij elke ademhaling
evenwichtend zoekend


(c) Miche-Art-Universalis, Belgium
(Haiku)

dinsdag 12 juli 2011

ARMISTICE POEM and envelopes




Armistice
Arme mystique, hémistiche
Larme calme
Calvaire solitaire
Solide terre
Terre à terre
Mère et père par terre
Mêlé de verre et de limaille de fer
Lame de fer, fer de lance
Lance les flammes
Du calme mon général
Ecoutez les râles
Calmez votre rage …
Courage les sages
Ce n’est que du carnage
Tournez la page
La bataille, elle nage dans le Tage
Et depuis Carthage
On entend l’orage
Et l’or gage
De lynchage
Caracollage
Coltinage
Carambolage
Cartonnage
Kamikaze
Calculage …
Casquette, mirette et ringuette
Guingette pour les sages
Aubette pour s’abriter de l’orage
Et oublier le carnage
Mirage pour les pages
Une auréole et un pactole
Quelques placebos
Pour oublier la douleur et les pleurs
Quelques fleurs
Pour amortir les peurs
Et attendrir les cœurs …
Quelques « meurts » parsemés
Sur le pavé
Quelques pas de ré-nové
Quelques ré de « pas été là »
Quelques la de fa
Quelques fa de sol
Et la fanfare s’envole
Parcourez les fossés
Vous y trouverez des charniers
Ne vous tracassez
Pas, c’est le prix à payer
Pour tant d’imbécilités et de vanités mal placées
Nous ne sommes pas prêts à oublier
Des sentiers décharnés
Les mers de sang coulé pour nos frères
Les gradés et dégradés
Les corps déchiquetés
Parsemer sur la voie ferrée
Taisez-vous les fous, il n’y a plus rien à dire
Fermez les yeux les pieux, Dieu vous a renvoyé
Retournez labourer vos prés
La vie doit continuer
Comme si rien ne s’était passé
Tout ça n’est qu’inventé
Maltraitez votre mémoire
Oubliez votre savoir
Et dormez tranquille ce soir
L’armistice, ce n’est pas triste
C’est comme Ulysse et Bérénice
Caprice et malice !
Le 11 novembre …


© Marianne Dedecker, BELGIUM

From Saartje en Guido




Bloemen dansen niet
Want versieren steeds het licht
Zelfs in duisternis


Drawings by Saartje Stiers
Haiku by Guido Vermeulen

From Anke







From Anke van den Berg